What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
Fioretti College Veghel
‹
Return to search
vragen maken in de tegenwoordige tijd
Vragen maken
1 / 37
next
Slide 1:
Slide
Engels
Middelbare school
vmbo k, g, t, mavo
Leerjaar 1
This lesson contains
37 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Vragen maken
Slide 1 - Slide
Making Questions with to be or do
Slide 2 - Slide
wil je een vraag maken?
Dan moet je eerst kijken welk
werkwoord in de zin staat
Slide 3 - Slide
We are at home this afternoon
A
het werkwoord is: we
B
het werkwoord is: home
C
het werkwoord is: are
D
het werkwoord is: this
Slide 4 - Quiz
I am late for class
A
het werkwoord is: I
B
het werkwoord is: am
C
het werkwoord is: late
D
het werkwoord is: for
Slide 5 - Quiz
Peter is always in time
A
het werkwoord is: is
B
het werkwoord is: always
C
het werkwoord is: in
D
het werkwoord is: time
Slide 6 - Quiz
Het werkwoord
is hier
am
are
is
Dit is het werkwoord :
to Be
Slide 7 - Slide
Als we een vraag maken komt : am / are / is aan het begin van de zin
they
are
late
are
they late?
he
is
12 years old
Is
he 12 years old?
I
am
at home
Am
I at home?
Slide 8 - Slide
Soms heb je zinnen zonder am / are / is
Kijk weer goed wat het werkwoord is
Slide 9 - Slide
they always watch a lot of television
A
het werkwoord is: they
B
het werkwoord is: watch
C
het werkwoord is: a lot of
D
het werkwoord is: always
Slide 10 - Quiz
Mary often eats pizza for lunch
A
het werkwoord is: often
B
het werkwoord is: pizza
C
het werkwoord is: eats
D
het werkwoord is: for
Slide 11 - Quiz
I go home after my classes
A
het werkwoord is: go
B
het werkwoord is: home
C
het werkwoord is: after
D
het werkwoord is: classes
Slide 12 - Quiz
My parents fly to Spain this afternoon
A
het werkwoord is: my parents
B
het werkwoord is: to Spain
C
het werkwoord is: this
D
het werkwoord is: fly
Slide 13 - Quiz
Peter really likes cake and ice cream
A
het werkwoord is: really
B
het werkwoord is: cake
C
het werkwoord is: likes
D
het werkwoord is: ice cream
Slide 14 - Quiz
de werkwoorden zijn hier :
watch
eat
go
fly
like
het werkwoord is dus geen am/ are/ is. Je kunt nu de vraag
niet
maken door het werkwoord aan het begin van de zin te zetten.
Slide 15 - Slide
Om de vraag te maken zet je aan het begin van de zin : Do of does
Hoe kies je tussen do of does?
Slide 16 - Slide
I do
you do
he does
she does
it does
we do
you do
they do
Do * I
* you
* we
* they
* het onderwerp is meervoud
Does * he
* she
* it
* woorden die je in de plek kunt zetten van he /she /it
Slide 17 - Slide
Slide 18 - Drag question
Slide 19 - Drag question
they always watch a lot of television
A
bij de vraag gebruik je : do
B
bij de vraag gebruik je : does
Slide 20 - Quiz
Mary often eats pizza for lunch
A
bij de vraag gebruik je : do
B
bij de vraag gebruik je : does
Slide 21 - Quiz
I go home after my classes
A
bij de vraag gebruik je : do
B
bij de vraag gebruik je : does
Slide 22 - Quiz
My parents fly to Spain this afternoon
A
bij de vraag gebruik je : do
B
bij de vraag gebruik je : does
Slide 23 - Quiz
Peter really likes cake and ice cream
A
bij de vraag gebruik je : do
B
bij de vraag gebruik je : does
Slide 24 - Quiz
Dus als je een vraag maakt van zinnen waar geen am/ are /is in staat
Zet je do of does aan het begin van de zin
They eat an apple
Do
they eat an apple?
I sleep a lot
Do
I sleep a lot?
We go to Spain
Do
we go to Spain?
Slide 25 - Slide
Zijn we nu klaar?
Nee
als je een vraag maakt van zinnen waarin het werkwoord niet am is of are is moet je altijd
2
dingen doen
Slide 26 - Slide
1
zet do of does aan het begin van de zin om de vraag te maken
2
Het werkwoord in de zin zet je terug in de oorspronkelijke vorm : het wordt weer het hele werkwoord
Slide 27 - Slide
2
Mary
eats
an apple
Het werkwoord : eats moet terug in de oorspronkelijke vorm
wordt weer :
eat
( de s verdwijnt dus)
Slide 28 - Slide
they always watch a lot of television
A
Do they always watch
B
does they always watch
C
do they always watches
D
does they always watches
Slide 29 - Quiz
Mary often eats pizza for lunch
A
Do Mary often eat
B
does Mary often eat
C
Do Mary often eats
D
does Mary often eats
Slide 30 - Quiz
I go home after my classes
A
Do I often go home
B
do I often goes home
C
does I often go home
D
does I often goes home
Slide 31 - Quiz
My parents fly to Spain this afternoon
A
does my parents fly to Spain
B
does my parents flies to Spain
C
do my parents fly to Spain
D
do my parents flies to Spain
Slide 32 - Quiz
Peter really likes cake and ice cream
A
does Peter really likes
B
does Peter really like
C
do Peter really likes
D
do Peter really like
Slide 33 - Quiz
www.engelsgemist.nl
Slide 34 - Link
maak een goede zin :
Does he is late for class?
Slide 35 - Open question
maak een goede zin :
Has he a wooden leg?
Slide 36 - Open question
Maak een goede zin:
He writes a letter?
Slide 37 - Open question